Mormel gaat naar de goochelaar

Goochel marmot

Holmer stond voor een kleine, versierde tent aan de rand van de kermis. Een kleurrijk bord boven de ingang kondigde aan: “De Grote Magnifico – Meester der Illusies.” Holmer was dol op goocheltrucs, dus hij stapte met een brede grijns naar binnen.

Binnen was het schemerig. Kaarsen wierpen flakkerende schaduwen op de wanden. In het midden stond een tafel bedekt met een rood fluwelen doek. Achter de tafel stond een man in een grijsfluwelen jas en met een hoge hoed. Zijn snor krulde aan de uiteinden, en zijn ogen glinsterden ondeugend.

“Welkom, mijn beste vriend,” sprak de goochelaar met een theatrale buiging. “Bent u klaar om de grenzen van uw werkelijkheid te laten vervagen?”

Holmer knikte enthousiast en ging zitten op een stoel tegenover de tafel. De Grote Magnifico haalde een kaartspel tevoorschijn en schudde het op sierlijke wijze. De kaarten leken haast te dansen tussen zijn vingers.

“Laten we beginnen met een simpele truc,” zei hij. “Kies een kaart, maar laat me die niet zien.”

Holmer trok een kaart uit de stapel en keek er stiekem naar: het was de schoppen aas. Hij knikte en stopte de kaart terug in het spel. De goochelaar schudde opnieuw en spreidde de kaarten uit op tafel.

“Uw kaart is… deze!” Magnifico trok een kaart uit de stapel en toonde hem. Holmer glimlachte breed, want het was inderdaad de schoppen aas.

“Indrukwekkend!” zei Holmer. “Maar ik heb betere trucs gezien.”

Magnifico trok zijn wenkbrauwen op. “O, een scepticus! Dan proberen we iets uitdagenders.” Hij schudde het spel nogmaals en spreidde het opnieuw uit. “Kies er nog een.”

Holmer trok opnieuw een kaart en keek: alweer de schoppen aas! Verbaasd fronste hij. Dat was vreemd. Hij stopte de kaart terug, en de goochelaar schudde weer.

“Uw kaart is… deze!” Weer toonde Magnifico de schoppen aas.

Holmer lachte. “Leuke truc! Maar ik weet hoe het werkt. Je hebt meerdere schoppen azen in je spel.”

De goochelaar grijnsde mysterieus. “Denk je?” Hij veegde de kaarten bijeen en legde het hele spel open op tafel. Tot Holmers verbijstering zag hij tussen alle kaarten niet één, maar twee schoppen azen liggen.

Dat klopte niet.

Holmer voelde een rilling over zijn rug lopen. “Dat kan niet… een gewoon spel kaarten heeft maar één schoppen aas.”

De goochelaar boog zich iets naar voren en fluisterde: “Dat is waar… meestal.”

Holmer pakte een van de schoppen azen op en draaide hem rond. Het voelde normaal aan. Toen pakte hij de tweede – dezelfde vorm, dezelfde bedrukking, alles identiek. Maar hoe kon dat?

Magnifico lachte zacht en klapte plots in zijn handen. In een flits verdwenen alle kaarten van de tafel. Waar ze zojuist nog lagen, was nu niets meer dan een leeg rood fluwelen oppervlak.

Holmer keek op. De goochelaar knipoogde. “Soms,” zei hij, “zie je meer dan je zou moeten.”

Een rilling liep over Holmers rug. Dit was geen gewone truc. Of wel? Hij stond langzaam op, knikte beleefd en verliet de tent, terwijl de woorden van Magnifico in zijn hoofd bleven echoën.

Buiten zag de kermis er ineens anders uit. Was het altijd al zo schemerig geweest? Holmer schudde zijn hoofd. Waarschijnlijk was het gewoon een slimme truc. Toch?

Met een laatste blik op de tent liep hij verder, terwijl een stem diep van binnen fluisterde: ‘Wat als het echt was?’