De Stille Mist

de stille mist

Holmer zette zijn pootje door de poort en werd meteen omhuld door een kille, doordringende mist. De energie die hem net nog had aangetrokken, leek te verdwijnen in de ether, alsof het nooit had bestaan. Hij keek om zich heen, maar de wereld om hem heen was veranderd. Waar er voorheen bomen en stenen waren, leek er nu slechts een eindeloze, grauwe nevel te zijn die alles verduisterde. Het pad onder zijn voeten was nauwelijks zichtbaar, alsof de grond zichzelf onttrok aan de werkelijkheid.

Zijn ademhaling werd sneller. Hij was gewend om door het bos te navigeren, maar dit was anders. Hier was geen herkenning, geen houvast. De stilte was oorverdovend, alsof de wereld zelf het geluid had opgegeven.

β€œDit kan niet goed zijn,” zei hij tegen zichzelf. Hij wilde terugkeren, maar de poort was verdwenen, weggevaagd door de mist, die nu dikker leek te worden. Het was alsof hij in een andere dimensie was terechtgekomen, een plek zonder begin of einde.

Holmer twijfelde, maar hij wist dat hij geen andere keuze had dan vooruit te gaan. Hij zette zijn pootjes vooruit, elke stap onzeker, terwijl de nevel zich om hem heen dichtte. Hij probeerde te focussen, zijn ogen scherp op wat er voor hem lag, maar de mist leek alles te verbergen, zelfs de horizon. Na een paar minuten van doelloos lopen, begon hij het gevoel te krijgen dat het pad zelf verdween, alsof de grond zich onder hem verplaatste.

Plotseling stopte hij. Voor hem stond een donkere schaduw, een groot object dat hij niet had verwacht. Toen zijn ogen zich aanpasten aan de nevel, begreep hij dat het een oude, verwaarloosde kar was, die half verscholen was tussen de mistflarden. De houten wielen waren gebroken, het frame was gescheurd, maar de kar zelf was nog merkbaar oud, een artefact uit een tijd die veel verder in het verleden lag dan hij zich kon herinneren.

Holmer naderde voorzichtig, zijn hand uitgestoken, niet wetend wat hij zou aantreffen. De lucht was doordrenkt met een bittere geur, alsof de mist zelf doordrongen was van de herinneringen aan vervlogen tijden. Toen zijn hand het hout raakte, voelde hij een rilling over zijn huid trekken. De kar was nog steeds bedekt met een dunne laag stof, maar er waren geen tekenen van verrotting of slijtage. Het was alsof het object gewoon had gestaan, wachtend op iets.

Plotseling voelde hij een verandering in de lucht. De nevel leek zich te openen, als een soort poort die hem uitnodigde verder te gaan. Holmer keek om zich heen, maar er was niets anders te zien, alleen de mist en de oude kar.

Met een diep gevoel van onbehagen besloot hij zijn weg voort te zetten. Maar er was iets veranderd in zijn houding. De nevel was geen ondoordringbare muur meer, maar een deel van zijn reis, een kracht die hem uitdaagde om verder te zoeken. Wat was de betekenis van deze mist? Wat verborg het pad dat zich voor hem uitstrekende?

Met een laatste blik op de oude kar, die steeds meer in de nevel verdween, zette Holmer zijn stappen verder. Hij had het gevoel dat de antwoorden ergens in de mist lagen, maar de vraag was: zou hij ze kunnen vinden voordat het pad volledig verdwenen was?